Dit onderzoek illustreert hoe men studenten van het secundair onderwijs en studenten van de lerarenopleiding kan betrekken bij het voeren van onderzoek.
Doelstellingen van het onderzoek:
De centrale onderzoeksvragen van ons onderzoek zijn:
- Wat zijn de taalattitudes van West- en Oost-Vlaamse jonge kinderen? Zijn die vergelijkbaar met die van adolescenten en volwassenen?
- Zit er een evolutie in de taalattitudes van kinderen tussen 5 en 12 jaar? Meer bepaald, wordt de talige perceptie van de kinderen aangescherpt naarmate ze ouder worden?
- Heeft de factor sekse bij deze kinderen een invloed op hun taalattitudes?
- Heeft de factor opleiding van de ouders een impact op hun taalattitudes?
Dit onderzoek wil zijn steentje bijdragen aan perceptieonderzoek naar taalgebruik. Er zijn al heel wat attitudeonderzoeken bij volwassenen gebeurd. We zijn dus geïnteresseerd in de vraag welke eigenschappen jonge kinderen (vijf- tot twaalfjarigen) aan mensen met een bepaald taalgebruik toedichten en op welke manier jonge kinderen taalattitudes beginnen te verwerven.
Methodologie van het onderzoek:
De methodologie die gehanteerd werd in dit onderzoek, was deze van de mondelinge enquête. We hebben aan een groep kinderen enkele geluidsopnames voorgelegd en gevraagd om de fragmenten te beoordelen.
Nadat de kinderen de drie geluidsfragmenten (Standaardnederlands, (West- of Oost Vlaamse) tussentaal en (West- of Oost-Vlaams) dialect) te horen gekregen hadden, moesten ze een aantal vragen beantwoorden die de bekwaamheid en persoonlijkheid peilden van de spreker.
Bij het onderzoek werden zowel studenten van het secundair onderwijs als studenten van de lerarenopleiding betrokken. Meewerken aan dergelijk soort laagdrempelig onderzoek draagt bij aan het aanleren van onderzoeksvaardigheden bij studenten.
Er werden in totaal 2825 mondelinge enquêtes afgenomen.
Bevindingen vanuit het onderzoek:
- Standaardtaal: Kinderen linken standaardtaal aan prestige. Kinderen zijn er zich reeds vroeg van bewust dat de standaardtaal een prestigieuze variëteit is.
- Regionale taalvariëteiten: Kinderen associëren het gebruik van dialecten en tussentaal vooral met informele situaties en intimiteit.
- Jongens versus meisjes: Op die jonge leeftijd zitten er blijkbaar nog geen genderpatronen in de taalattitudes. Jongens staan niet anders tegenover de verschillende taalvariëteiten dan meisjes.
- Opleidingsniveau van de ouders: Het opleidingsniveau van de ouders blijkt geen rol te spelen bij de vorming van taalattitudes bij kinderen.
- Evolutie naar steeds sterker ontwikkelde taalattitudes: Naarmate de kinderen ouder worden, lijkt hun sociolinguïstische monitoring scherper ontwikkeld. De perceptie van taalattitudes lijkt meer uitgesproken bij oudere kinderen.