De inspectie maakt zich zorgen over de kwaliteit van het schrijfonderwijs in Nederland. Zij ziet bij het leren schrijven van zakelijke en verhalende teksten onder meer een verbeterpunt in leraargedrag. Dat gedrag uit zich echter niet alleen in gekozen aanpak en didactiek. Leraargedrag is verbonden met het beeld dat de leraar, bewust of onbewust, heeft van zijn eigen schrijverschap. Volgens onderzoek blijken leraren weinig zelf te schrijven. De vraag is dan hoe zij modelgedrag kunnen laten zien. Voor een fundamentele verbeterslag is het nodig dat leraren zich bewust zijn van hun schrijfidentiteit. Die identiteit betreft het geheel van expliciete en impliciete schrijfopvattingen van de leraar, zijn schrijforiëntatie die zich uit in de keuzes rondom instructie in de klas en zijn leraareffectiviteit met betrekking tot schrijfonderwijs. Deze beschouwing bevat een pleidooi voor verkenning, bewustwording en analyse van schrijfidentiteit en de betekenis ervan voor het handelen in de klas. Lerarenopleiders hebben hierbij een inhoudelijke en coachende functie. Zij kunnen met behulp van kennis over schrijfidentiteit, instrumenten als schrijfautobiografieën en voorbeeldgedrag (aanstaande) leraren beter toerusten voor effectief en motiverend schrijfonderwijs.