Lerarenopleiders leiden hun studenten op voor het beroep van leraar. Dat doen ze door studenten in te wijden in alle aspecten van het leraarsberoep, ook de talige aspecten. Het beroep van leraar kent, zoals elke beroepsgroep, zijn eigen arsenaal van kenmerkende begrippen. Dit noemen wij in deze verkenning ‘professionele taal’. Studenten moeten die professionele taal van de beroepsgroep waar ze straks toe zullen behoren, leren spreken en verstaan. Die professionele taal bestaat voor een groot deel uit pedagogische, onderwijskundige en vakdidactische begrippen die nodig zijn bij de uitoefening van het beroep leraar (zie o.a. Van der Leeuw, Israel, Pauw, & Schaufeli, 2009 voor de kennisbasis Nederlandse taal voor de lerarenopleiding basisonderwijs). Hoe ontwikkelt die professionele taal zich bij de studenten? Wat is de rol van de lerarenopleider hierbij? In dit artikel wordt het belang van de begrippen professionele taal, taalregister en taalbewustzijn voor studenten en lerarenopleiders uiteengezet. Aan de hand van een verkenning onder eerste- en tweedejaarsstudenten van de pabo wordt de toename van pedagogische/onderwijskundige en vakdidactische woorden die studenten kunnen benoemen, beschreven. Er wordt een verband gelegd tussen het taalbewustzijn van de lerarenopleider en de ontwikkeling van de professionele taal van de studenten. Ten slotte wordt een pleidooi gehouden voor het uitbreiden van de kennisbasis voor de lerarenopleider met een specifiek item over de professionele taal van de lerarenopleider.