In het onderwijs lijkt sprake te zijn van een 'cognitieve switch': hernieuwde aandacht voor een goede beheersing van taal- en rekenvaardigheden en meer algemeen voor inhoud en kennis. Deze trend roept zowel instemmende reacties op, bijvoorbeeld bij critici van het 'nieuwe leren', als afwijzende reacties, bijvoorbeeld vanuit de kunst- en cultuursector. De eersten maken zich sterk voor de basisvaardigheden, voor de vakinhouden en voor het herstel van de positie van de vakbekwame docent, de critici vragen aandacht voor creatief denken en voor de zogenaamde '21st century skills'. Is ook een positie mogelijk waarin beide reacties worden gehonoreerd? Een onderwijsvisie waarin 'recht doen aan verschillen' voorop staat, vormt mogelijk een manier om niet in eenzijdigheden te vervallen. Wel lijkt elke benadering die is gericht op talentdiversiteit te maken te hebben met een maatschappelijk vooroordeel, namelijk de hoge status van wetenschappelijke ten opzichte van bijvoorbeeld praktische, filosofische of musische vorming. Wat betekent 'recht doen aan verschillen' voor de onderwijspraktijk in het primair en secundair onderwijs? En wat zijn de consequenties voor de inrichting van de lerarenopleidingen als deze model zouden willen staan voor het recht doen aan talentdiversiteit?